woensdag, april 30, 2008

Burgerwijk

Ik kan het, na drie maanden in ons nieuwe huis, nog steeds niet laten om onze nieuwe buurt te vergelijken met onze oude. Wat maakt Zwolle Zuid, Zwolle Zuid? Wat is het karakter van deze wijk en in hoeverre verschilt die van Vinexwijk Stadshagen?
“Ik vind de mensen hier wel lelijker”, zei ik afgelopen week tegen K. Een begin van een analyse die niet helemaal in goede aarde viel bij mijn vrouw. Dat was volgens haar gemeen en niet aardig, zeker niet ten opzichte van die vrouw met dat a-symetrische gezicht en dat forse achterwerk, die net langsfietste. Zij was inderdaad een beetje de aanleiding van deze opmerking die ik recht probeerde te breien door te beweren dat dat dan ook wat over mij zei, want ik was nota bene zelf naar deze buurt verhuisd.
Naast het feit dat de mensen hier misschien niet meteen in aanmerking komen voor een finaleplaats in Holland Top Models, behoren ze volgens mij ook tot een andere klasse. Was Holtenbroek een vrolijke mix van studenten, white trash en allochtonen, Stadshagen een heenkomen voor jonge yups met kinderen, Zwolle Zuid lijkt toch vooral bevolkt te worden door de gezellige, ouderwetse Hollandse burgerij. Waar anders komt de ijscoboer nog twee keer in de week voorbij? Toen het gezellige deuntje van de ijscowagen afgelopen zondag mijn trommelvliezen bereikte, wist ik niet hoe snel ik uit de tuin, via mijn portemonnee naar buiten moest rennen, om een kwalitatief inferieur ijsje te bestellen. Dat mocht de pret niet drukken, want het was de nostalgie die telde.
Ook vandaag leek ik wakker te zijn geworden in de jaren zeventig, toen de deurbel ging. Als hier de bel gaat kan je er trouwens vergif op innemen dat er kinderen voor de deur staan. Zo ook deze keer. “Een heitje voor een karweitje meneer?”. De twee frisse Hollandsche knapen die op mijn deurmat stonden maakten geeneens een grapje. Ik wist niet wat ik hoorde. Deze uitdrukking hoorde toch thuis in de jaren 50, toen we met z’n allen de schouders er onder zetten om dit land weer op te bouwen? Maar nee, dit was toch echt 2008.
Ik wist zo 1,2,3 geen klusje te verzinnen (al vroeg ik me later af of twee jongetjes van 8 me van dienst hadden kunnen zijn met het ophangen van de verlichting), maar de opmerking alleen al was wel een heitje waard geweest, of zelfs een daalder.
Dus misschien moet ik me ook maar wentelen in deze gezellige jaren zeventig mentaliteit. Maar eens beginnen met iets wat ik laatst in de film Ober zag. Gezellig ontbijten aan tafel en dan niet van te voren je boterham klaarmaken in de keuken, nee, al het beleg op een dienblaadje op de tafel. Zodat je goed kan zien wat je kunt kiezen. Net zoals vroeger thuis.
En dan een boterham met veel boter en gestampte muisjes.

Labels:

zondag, april 27, 2008

Valentino Achak Deng

Elke oorlog, elk conflict dat levens kost heeft z’n Anne Frank nodig. Een willekeurig slachtoffer van de wreedheden die de moed en de creativiteit heeft om zijn of haar verhaal te vertellen. Die je kan laten voelen dat het jou ook had kunnen overkomen, als je zogezegd op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plaats was.
Ik had natuurlijk wel gehoord van Soedan en Darfur, maar eerlijk gezegd was het voor mij een van die vele conflicten die zover van mijn bed plaats vonden en daarbij ook nog eens moeilijk waren uit te leggen. De oorlog in Darfur leek een complexe mix van stammentwisten, religieuze onenigheden en er scheen daar ook nog eens olie in de grond te zitten. Een oplossing leek daardoor ver weg. Vele bekende gezichten leken daarbij ook nog eens hun tanden stuk te bijten op de problematiek daar: George Clooney, minister Pronk.
Waren die mensen daar, in Soedan en Darfur er eigenlijk wel aan toe, om hun problemen op te lossen, bedacht ik me. Maar wat wist ik eigenlijk van deze oorlog. Eigenlijk niet meer dan de koppen in de krant me vertelden.
Na het lezen van het boek: "Wat is de wat?” van Dave Eggers is er een gezicht, een Anne Frank voor deze oorlog. Zijn naam is Valentino Achak Deng. Iemand die, samen met vele anderen uit zijn geboorteplaats in Zuid Soedan moest vluchten. Hij werd een van de zogenaamde “Lost Boys”. Jongens die moesten rennen voor hun leven, nadat hun familie door de Murahaleen was afgeslacht. Op hun vlucht worden ze belaagd door ziektes, wilde dieren en soldaten van allerlei pluimage. Uiteindelijk belandt Valentino in de Verenigde Staten, die een aantal van deze Lost Boys wel wilden toelaten. Vanuit dat land organiseert hij hulp, door middel van zijn eigen stichting.
Dit boek, het hartverscheurende verhaal van Valentino, onder woorden gebracht door mijn favoriete auteur Dave Eggers, opende mijn ogen voor de verschrikkingen van deze oorlog, voor de totale willekeur waarmee mensen daar zijn afgeslacht. Voor de zoveelste keer leerde ik dat mensen in een totaal andere cultuur, zoals die van Zuid Soedan, toch niet zoveel anders zijn als ik. Ze hebben dezelfde verlangens, dezelfde dromen en voor de zoveelste keer bedacht ik me dat ik God op mijn blote knieën mag danken dat ik in mijn leven geen oorlog heb meegemaakt en dat mijn problemen in het niets vallen vergeleken met een 10 jarige jongen, die aan het eind van de twintigste eeuw geboren wordt in Darfur.

Labels:

donderdag, april 24, 2008

Bosje bloemen

Nog last gehad van flippo’s in je nieuwe huis Ary? Dat is een goede vraag. Zo eentje die op een willekeurige dag in onze oude wijk een stortvloed van ergernissen kon oprakelen. Daar waren de kinderen brutaal, gemeen, blaften bevelen naar hun ouders en schopten ze zelfs tegen hun schenen als ze dat zo uitkwam. Vroeger in mijn tijd (ja opa) groeide daar nog je handje van boven je graf, maar tegenwoordig hebben kinderen daar maling aan.
Het grut in Zwolle Zuid lijkt uit een heel ander soort hout gesneden te zijn. De kinderen van de buren zijn zelfs beleefd, vriendelijk en kennen na 1 keer voorstellen zelfs mijn naam. Iets dat ik hen niet na doe, ik geef ze nog steeds nummers. Met kind 4, de jongste had ik eergisteren nog een normaal gesprek, over sport. Hij zat op zwemles en had net zijn groene bandje gehaald. Interessant natuurlijk, voor 5 minuten dan, maar dat was verbazingwekkend genoeg ook precies het moment waarop hij zich verontschuldigde, het gesprek beëindigde en zich weer bij kind nummer 3, zijn oudere zusje voegde.
Deze kinderen waren vast genetisch gemanipuleerd, of op een bepaalde manier in een reageerbuis gekweekt met superieure genen, want zo beleefd was ik ze nog niet tegen gekomen.
Toch leek het laatst een keer mis te gaan. Kinderen van een straatje verder waren bij ons aan het belletje trekken. Ik opende de deur en keek verbaasd om me heen. Niemand aanwezig. De buurman, aan het autowassen, schudde lachend zijn hoofd en ik leek even te figureren in een Dik Trom boek. Nog even en de veldwachter kwam om de hoek zetten om de kwajongens een oorvijg te geven. Dit was niets vergeleken bij de peuken of het vuurwerk, die in ons vorige huis nog wel eens door pukkelige pubers over de schutting werd gegooid.
Maar toen vandaag de deurbel weer eens nodeloos ingedrukt leek te worden en ik kinderschimmen door het matte glas van de voordeur zag was het even genoeg. Ik deed snel de voordeur open, klaar om er eentje aan z’n oren te trekken. Tot mijn verbazing stonden er drie kleuters met grote Bambi ogen voor mijn neus. Een daarvan had een boeketje bloemen in haar hand. “Wilt u een bosje bloemen meneer?” Ik keek naar de treurige tulp en de verlepte narcis in haar rechterknuist en de tranen sprongen me bijna in de ogen. Wát een aardige flippo’s! Ik beloofde de bloemen in het water te zetten en ze goed te verzorgen. Ontroerd zwaaide ik de kinderen uit en verbaasde me nogmaals over hun goede manieren totdat ik eens goed naar de bloemen keek. Dat waren geen wilde bloemen, die waren gewoon uit iemands voortuintje geplukt! Waren deze kinderen wel zo lief? Laat ik ze vooralsnog maar even het voordeel van de twijfel geven. Buurman Bolderbast uithangen kan altijd nog.

Labels:

woensdag, april 23, 2008

Niets nieuws onder de zon

Opmerkingen en statements die door sommige mensen met een zekere achteloosheid de wereld in worden geslingerd, hebben bij anderen zo’n impact dat ze een leven lang blijven hangen. Zo was er een moment bij mijn tante W. thuis, dat een vriend van haar (als ik me niet vergis, die ene met die benijdenswaardige baan van vormgever bij een stripboekenuitgeverij) beweerde dat elk verhaal eigenlijk al een keer geschreven was. Zelf het meest originele, net nieuw uitgekomen boek, was volgens hem te herleiden tot een paar basis ideeën, die allang door anderen gebruikt waren in eerdere boeken en vertellingen.
Ik was even stil na het horen van deze revolutionaire stelling. Hij kwam me wat negatief over, ondanks het feit dat ie misschien wel waar was. Ik dacht even aan dat baanbrekende stripboek, dat ik ooit nog eens wilde maken. Die tragikomische, rijk geïllustreerde ontwikkelingsroman en volmaakte mix van tekening en tekst die het stripverhaal nou eindelijk eens zou verheffen tot kunstvorm. Ja, daar hoefde ik dan eigenlijk niet meer aan te beginnen. Het verhaal zou al geschreven zijn en daarmee eigenlijk overbodig.
Later, bij het herkauwen van deze opmerking kon ik nog steeds niet beslissen of ik het eens was met de vriend van tante W. Voorheen was ik er eigenlijk altijd vanuit gegaan dat ieder mens uniek was en dat iedereen zijn eigen volkomen originele verhaal met zich mee droeg. Maar misschien waren we al jaren, misschien wel eeuwen bezig met een herhaling van zetten. Elk verhaal was al verteld en elk leven al een keer geleefd. Eigenlijk is er niets nieuws meer onder de zon.
Toen ik vanochtend het nieuws hoorde dat zwangere vrouwen, die geen ontbijt eten, meer kans hebben om een dochter te baren dan een zoon, bedacht ik me dat ik de vriend van tante W. maar eens naar de universiteit moest sturen. Kan ie ze daar vertellen dat elk onderzoek ook eigenlijk al een keer is gedaan en dat alles valt te herleiden tot een paar basis principes. Misschien dat hij op die manier in staat is het heilige vuur te doven van al die goedbedoelende mensen die bezig zijn met een, in hun ogen bijzonder belangrijk, maar voor de rest van de wereld totaal overbodig onderzoek.

Labels:

maandag, april 21, 2008

Meer klusleed

Okay, ik klus dus. Maar nog wel steeds reuze inefficiënt. Ik probeer mezelf altijd wel te organiseren, door bijvoorbeeld te bedenken wat voor gereedschap ik nodig zal hebben en die alvast keurig netjes op de tafel klaar te leggen, maar uiteindelijk loopt het toch altijd weer uit op totale chaos. Dat is gedeeltelijk mijn eigen schuld, maar de fabrikant van de betreffende klusspullen valt beslist niet vrij te pleiten. Vandaag ging ik bijvoorbeeld bezig met de buitenverlichting en schafte daarvoor 6 verschillende lampjes aan, die allemaal in prachtig mooie groene dozen verpakt zaten. In de doos zaten de bijbehorende schroeven en een altijd weer verrassend onduidelijke gebruiksaanwijzing. Op een of andere manier is het blijkbaar de gewoonte van klusfabrikanten om het schrijven van zo’n ding uit te besteden aan een dyslectische autist. Waarschijnlijk om de uitdaging voor de doorgewinterde klusser wat groter te maken. Hiermee wil ik natuurlijk niets kwaads over autisten zeggen, ik ben laatst zelfs door tranen geroerd door BenX, maar het feit is wel dat ze maar weinig invoelend vermogen hebben voor mensen zoals ik die geen diploma zwakstroom van de Technische School in the pocket hebben.
In de beschrijving van de derde lamp, een leuk pilaartje dat ik aan de oevers van mijn vijvertje wilde installeren, stond bij punt 5 dat ik de lamp er moest indraaien. Nu had ik bij punt 3 de gebruiksaanwijzing al links laten liggen in een vlaag van volkomen verstandsverbijstering, waarin ik in de waan verkeerde dat ik alles wel begreep en dat ik het best zelf kon. Niet dus. Het pilaartje stond trots rechtop naast het vijvertje, maar de lamp, waarvoor ik volgens mij ook helemaal geen fitting had gezien zat er niet in. Dus moest ik voor de derde keer terug naar de Praxis op zoek naar een led lampje. Maar welk led-lampje? Ik had geen idee. Daarom vroeg ik het aan Praxis man, die me vertelde dat er helemaal geen lampje in hoefde, want die zat er al ingebouwd. “Maar de gebruiksaanwijzing dan?”, sputterde ik nog wat tegen. “Ja meneer, het probleem is dat ze in deze doos de algemene folder hebben gestopt, met de algemene instructies. Bij andere buitenlampen moet je er wel een gloeilamp in draaien.” Ja stom natuurlijk. Dat had iedereen kunnen zien. Not!
Mijn voorstel is dus om klusartikelen te verpakken in een soort Knorr doos, waarop, net zoals bij de Wereldmenu’s het volgende staat aangegeven: in de doos zit: Lamp, armatuur, volkomen belachelijke gebruiksaanwijzing. Zelf toevoegen: gloeilamp. Of in mijn geval geen gloeilamp, maar een ongezonde dosis bloed, zweet en tranen.

donderdag, april 17, 2008

Rondje cultuur

Op aanraden van Marius las ik “de Hondenkoning” van Walter van den Berg. Bij voorbaat interessant omdat dit een boek is van een weblogger, wiens blog ik al vaak ergens doorgelinkt zag. Ik was eigenlijk wel benieuwd of ie er mee weg zou komen. Velen van ons kunnen namelijk best een leuk stukje schrijven, maar een boek schrijven en dat vervolgens aanbieden bij een grote uitgeverij, dat is natuurlijk van een geheel andere orde. Nu kan ik zelf geen boeken schrijven en al helemaal geen recensie, dus of het wat was? Het boek las in ieder geval als een trein, ook al zat het vol met de trieste leegte van Eug, een sociaal onhandige computernerd die zijn dagen slijt op een saai kantoor waar hij meestal weinig te doen heeft. De enige dingen die hem echt interesseren zijn z’n computerspel en vrouwen, in de vorm van zijn bijdehandte, maar minderjarige buurmeisje, een onbereikbare collega en een meisje dat hij ergens ontmoet en hem belooft een keer met hem uit te gaan. Helaas lopen al deze contacten op niets uit zodat er niets anders op zit dan zich maar over te geven aan eindeloze ruksessies, thuis, op het toilet op z’n werk, over het bureau van een collega, getver! Je zou er bijna een doekje van over je bureau halen. Just in case.
De enige mensen die wel belangstelling in hem hebben, zoals zijn “vriend” Danny, iemand die hij beschouwt al een nog grotere loser laat ie overigens glashard vallen. Het principe van de pikorde dat ook al eens goed werd weergegeven in de briljante film “Welcome to the Dollhouse” waar de op school gepeste Dawn Wiener thuis vervolgens even hard haar vriendje de grond in trapt.
Maar goed, geen slecht debuut dus. Naast de uitzichtloze leegte passeren er ook geregeld hilarische situaties de revue. Heb af en toe hardop zitten lachen of misschien was het wel grinniken, ik weet het niet meer. Leuk was het wel.

Over Haruki Murakami wordt wel eens gezegd dat als je eenmaal begint aan zijn boeken, dat je er dan verslaafd aan kan raken. Nu was het voor mij een drug waar ik nogal moeilijk aan kon komen. Voornamelijk omdat ik zijn naam maar steeds niet kon onthouden. “Het was iets met een u en met –aki”, bedacht ik me steeds. Maar dat hielp me weinig. Toen ik zijn naam maar een keer op had geschreven en zocht in de database van de bibliotheek, bleken de meeste van z’n boeken uitgeleend. Aan andere junks waarschijnlijk. Daarom nam ik “de jacht op het verloren schaap” maar mee. Veel keuze had ik niet. Toch had het boek het effect van een bolletje wit/ bolletje bruin en dan heb ik het niet over brood. Binnen een week had ik het uit. Het boek, over de absurde jacht op een schaap met een ster op zijn rug, moet je zelf maar eens lezen. Waar het over gaat staat hier (Ik word altijd zo moe van het navertellen van een boek). Als het je wat lijkt moet je het maar eens lezen. Dit advies geldt trouwens niet voor Nakker, die altijd nogal ontmoedigd wordt door mijn lees en luister tips. Een fenomeen waar ik trouwens erg bekend mee ben. Hoe meer iets wordt aangeprezen hoe minder zin ik heb om er aan te beginnen.
Na het lezen van het boek kreeg ik trouwens zelf een soort absurde Murakami droom waarin K. en ik ondanks het gebrek aan kinderwens, blijkbaar toch een kind hadden geadopteerd. K. had het kind in haar armen. Ik keek er eens naar en veegde de haren van het kind wat opzij. “Kijk, zei ik, zo lijkt ie een beetje op Hitler”, een opmerking die een vreemde uitwerking had op de koter, die in een soort Pavlov reactie met de rechterarm begon te “Sieg-heilen” en daar niet mee leek op te kunnen houden.

Verder bekeek ik Ober, van Alex van Warmerdam en BenX, een Belgische film over een autistische jongen die gepest wordt op school. Op zich niet zo’n bijzonder thema, maar het verhaal wordt op zo’n originele manier uitgewerkt dat het op punten wint van Abel. (Shit, het lijkt we een aflevering van Tien voor Taal). BenX (Ben niks) heeft door het pesten en nogal minderwaardig beeld van zichzelf en kan meisjes alleen benaderen door middel van roleplaying in zijn computerspel. Maar in tegenstelling tot Eug besluit hij niet tot het veelvuldig gebruik maken van de handkar, maar slaat hij meedogenloos terug. Op een manier die misschien wat vergezocht is, maar wel ontroerde op een bepaalde manier.
Gewoon maar eens huren, de volgende keer als je in de videotheek staat. (Geldt weer niet voor jou Nakker)

Labels:

maandag, april 14, 2008

Serenity now!



Afgelopen weekend ging K. op het lichtje staan, dat boven in ons ornament bevestigd moest worden. Stom en echt iets voor een vrouw, zou je kunnen zeggen als je een sexist was. Natuurlijk dacht ik dat niet, maar ik was wel blij dat ik deze keer niet degene was die ons plan (s'avonds bij ons volledig operationele vijvertje zitten en genieten van de lichtjes in het ornament) in het honderd liet lopen.
De maandag daarna ging ik maar weer naar Tuinland om mijn probleem daar voor te leggen. Gelukkig hadden ze reserve lampjes. Voor één euro vijftig stak ik er eentje in mijn broekzak. Toen ik later weer bij mijn fiets stond en mijn sleuteltje tevoorschijn toverde, vloog het nieuwe lampje met een sierlijke boog kapot op het troittoir. De kleine teleurstellingen in het leven komen soms het hardste aan, dus stond ik daar op de stoep met veel overtuiging het kapotte lampje te vervloeken. Daarna begon ik aan de walk of shame naar de vijverafdeling van Tuinland. "Je raad nooit wat er gebeurd is", zei ik tegen de verkoper. Mijn ouwe jongens krentenbrood benadering werkte, want inplaats van een vermoeide zucht brak er een glimlach door op zijn gezicht. Dat-ie daarna een kwartier moest zoeken naar een nieuw lampje, dat volgens zijn collega toch echt ergens achter de balie moest liggen, vond ie misschien wat minder leuk. Maar goed, ik heb de lampjes in het ornament gemonteerd en eindelijk kunnen wij genieten van een rustmoment bij het vijvertje, waar ik aan het eind van die dag ook echt aan toe was.

Labels:

Spuit elf

Okay, we hebben dus een vijver in de tuin. Overgenomen van de vorige bewoners die daarbij zo vriendelijk zijn geweest om hun goudvissen achter te laten. Nu lijkt zo’n vijver een eitje, maar dat is schijn. Het brengt een geheel eigen problematiek met zich mee en dan bedoel ik nog geeneens de vijversituatie, die ik na dit weekend redelijk onder controle lijk te hebben. Ik plaatste twee pompen en een zogenaamd waterornament, een niet bijzonder mooie combinatie van 3 granieten pilaren waar aan de bovenkant een onbetekenend straaltje water uit sijpelt. De ronde cementen bak aan de linkerkant van de vijver dwong ons min of meer om daar wat neer te zetten en mooie of interessante ornamenten leken niet te bestaan. Vandaar.
Nee, de echte uitdaging bleek het beschermen van de goudvissen. W. de vorige bewoner was zo slim geweest om een net over de vijver te spannen, maar nu het lente was geworden, moest die vervangen worden door een anti reiger spuit. Reigers blijken tegenwoordig namelijk zo brutaal te zijn dat ze, voordat je het weet, je hele vijver leeg gevist hebben. Dus die reigerspuit kwam er en het net kon worden verwijderd.
Helaas begon het na een paar dagen weer te vriezen, iets waar zo’n anti reiger spuit niet tegen bestand lijkt te zijn. De spuit ging dus naar binnen, maar het net weer spannen, dat ging ons iets te ver. Die reigers die vlogen s’nachts toch niet, dacht ik. Toch meende K., die zich de laatste tijd ontwikkeld heeft tot een soort vrouwelijke versie van dr.Doolittle (ze communiceert met de vissen, kent ze bij naam en weet precies wanneer ze eten nodig hebben), de volgende ochtend dat er een vis weg was. Die witte met die vlek op z’n wang. Terwijl ze me dat mededeelde, keek ze me aan alsof ik moest weten waarover ze het had. Had er dan toch een vroege vogel in onze vijver zitten vissen? Vanaf dat moment besloten we dat die spuit zijn plek niet meer zou verlaten, tot groot verdriet van onze kat Tricky, die keer op keer nat werd gespoten als ze met haar pootje de vissen wilde aaien. Ook zelf bleven we niet droog. Elke ochtend moesten we het ding uitzetten om naar de schuur te komen en moesten we, na hem weer aan gezet te hebben, rennen om de waterstraal te vermijden. S’middags, bij terugkomst, was ik de anti reigerspuit vaak weer vergeten en kreeg daardoor de volle laag. Ook het weer uitzetten van de spuit vergde een zekere mate van snelheid en behendigheid. Die vissen zijn dus veilig, maar of we dat rennen en bukken volhouden als we vijfenzestig zijn betwijfel ik.
Misschien heeft het apparaat nog wat finetuning nodig.

Labels:

dinsdag, april 08, 2008

Miljoen

“I wish I had a million dollars”, verzucht K. nog wel eens na een dag hard werken.
Als de bus van de Bankgiroloterij hier op een dag luid toeterend de straat zou binnen rijden zouden twee van mijn deelpersoonlijkheden, de luiaard en de moralist (ik noem ze Lazy en Grumpy) inderdaad juichend op de stoep staan om Hennie en Gaston binnen te halen. Dolgelukkig dat wij niet tot de winnaars behoren, we doen namelijk helemaal niet mee aan die vervloekte bankloterij. Want wat moet je met een miljoen? Geld is vrijheid, zeggen sommigen. Lazy is het daar niet mee eens. Dat miljoen is te weinig om er een leven lang rente van te trekken, dus laat je het niet op de bank staan. Nee, je gaat er dingen van kopen, zoals een mooier en groter huis. Dat betekent dat je weer moet verhuizen en al die klus ellende weer van voren af aan begint. Al die dozen die opnieuw moeten worden ingepakt, kastjes die weer moeten worden gedemonteerd en opgehangen, muren die voor de zoveelste keer moeten gesausd. Weer moet je als een gek van je werk naar huis fietsen om leveranciers binnen te laten, die ook nog eens betaald willen krijgen op precies die momenten dat je geen geld bij je hebt. Wie zit daar op te wachten? Lazy wordt van het idee alleen al een beetje moe en verdrietig. Wanneer is het nu eens tijd voor een middag in de zon, met een goed boek? Wanneer is die wedloop van steeds beter en steeds meer nu eens gelopen? Hier neemt Grumpy het stokje over, want hebben wij nooit eens een keer genoeg? Grumpy wijst met zijn priemvinger. Is dat niet hét grootste probleem dat we met z’n allen hebben op deze aardkloot? Dat we niet kunnen zeggen: “en nu heb ik genoeg!”. Nee, we moeten groeien, we moeten winst maken en met welk doel? Dat we nóg meer kunnen consumeren dan dat we al doen? De compulsieve neiging van beter, groter en meer leidt ons naar de afgrond. Geniet eens van wat je hebt, van dat mooie tuintje, van die 36 urige werkweek, zonder overwerken.
Dus rijdt de feestelijke stoet van de Bankgiro loterij ons huisje voorbij. Hennie en Gaston kijken nog eens vol medelijden om naar die mafkezen Lazy en Grumpy die stonden te juichen omdat ze niet hadden gewonnen. Daarna dwalen hun ogen af naar die andere twee personen die voor hen op de stoep zitten te kniezen. Greedy en Wasteful. Het was hun dag niet.

zondag, april 06, 2008

Help, mijn man is (geen) klusser!

Deel 437 in de serie klusleed.
Vriend G. houdt ook niet van klussen, vertelde hij, toen hij hier laatst op bezoek was. Hij kan het wel, maar hij vindt er gewoon niets aan. Sommige dingen, zoals het aanleggen van een vijver in zijn tuin, vind hij nog wel leuk. Die klusjes doet hij dan ook zelf, maar de verbouwing van de badkamer en al het rotwerk dat dat met zich mee brengt besteedt hij uit aan een “mannetje”. “Er zijn genoeg mensen die op deze manier een centje bijverdienen en okay, dan kost het je natuurlijk wel wat, maar dat scheelt je een hoop frustratie”, beweerde hij. Natuurlijk had hij helemaal gelijk. Waarom ik dan nog steeds zelf in de weer ga met kastjes is me een raadsel.
Ik ken wel een paar mannetjes, maar die vraag ik hoogstens voor dingen die ik echt niet zelf kan, zoals loodgieterswerk, of ergens een muurtje in zetten. Maar om nou iemand te vragen om kastjes of lampjes op te hangen, daar schaam ik me eigenlijk een beetje voor. Mijn geweten, mijn sterk ontwikkelde über-ich, dat zijn Calvinistisch werk ethos vooral bij mijn ouders heeft afgekeken, vindt dat ik dat zelf moet doen.
Dus ging ik gisteren maar aan de slag met mijn Besta kastjes. Samen met K. tilde ik de kastjes tegen de muur op de gewenste hoogte en markeerde de plekken waar geboord moest worden. Dat lukte wonderwel en zonder ruzie. Het tweede kastje, dat ernaast moest komen, leek een formaliteit, totdat bij het bekijken van het eindresultaat de verschrikkelijke waarheid aan het licht kwam: ze hingen niet gelijk! Het kastje hing weliswaar strak aan de muur, maar de linkerkant, die moest aansluiten aan de rechterkant van het andere kastje, hing er een beetje of z’n elfendertigst bij. Gefrustreerd schroefde ik het kastje weer van de muur en verzon een paar lapmiddelen die niet bleken te werken. Het enige wat me nog restte was de kastjes met een paar moeren en bouten aan elkaar te bevestigen, maar helaas had ik er zo lang over gedaan dat de bouwmarkten al dicht waren. Dus moest het maar wachten tot na het weekend. Gedesillusioneerd taaide ik af. Mijn klusactiviteiten leken vaak uit te draaien op een self fullfilling profecy. Dat je denkt dat het niet gaat lukken en dat het dan ook niet lukt.
Maar een man die zichzelf overwint is sterker dan die kerel die een stad inneemt (om de Bijbel maar eens te citeren), dus ging ik de dag erna verbeten verder met het project: “zwevend dressoir”, dat ik tot mijn eigen verbazing binnen een uur aan de muur had zitten.
Ben ik dan misschien toch een klusser?

Labels:

donderdag, april 03, 2008

Faalangst

Het jaar is 1970 en het is winter. In het warme klaslokaal van de kleuterschool zit ik achter een klein tafeltje ingespannen naar een leeg vel papier te staren. Ik ben bang. Het angstzweet staat me op de rug want ik vrees de toorn van de juf. Zij heeft me een onmogelijke opdracht gegeven. Eentje die ik niet begrijp, net als het knutselwerkje van die week daarvoor. Toen moesten we een kabouter uitprikken met een naald, terwijl ik toch zeker wist dat onze kleuterschool over een stel scharen beschikte. Af en toe twijfel ik aan de goede bedoelingen van de juffrouw. Ze lijkt over een aantal sadistische trekjes te beschikken. Zo moesten we de week vóór kabouter Prikpapier een schilderij maken. Niet met verf, neehee, dat was te gemakkelijk en niet creatief genoeg. We moesten het doen met lijm en kanariezand. Kwastje in de plakselpot, verven op zwart papier, zand erover, schudden en klaar was mijn kunstwerk, dat als enige voordeel had, dat het door zijn reliëf ook door blinden kon worden bekeken.
Deze week is het niet veel anders. We moeten scheuren. Een techniek die handig van pas komt als je nog eens een keer op een onbewoond eiland aanspoelt zonder schaar. In de bewoonde wereld, achter mijn bureau lijkt het nut ervan ver te zoeken. Ik kijk naar de vouwblaadjes en ik probeer me voorstellen hoe ik hier ronde vormen van moet scheuren. Ik heb geen idee, deze opdracht zal ik nooit met succes kunnen vervullen.
Opeens staat de juf achter me. “Waarom heb jij nog niets gedaan?”, zegt ze streng. Ik schrik, een golf van paniek overspoelt me. Ik kijk naar boven en zie haar strenge frons. Met toegeknepen keel piep ik: “Ik weet niet hoe het moet”. In plaats van me lief over mijn bol te aaien wordt ze boos. Slechte nacht gehad, ruzie met haar vriend, of had ze gewoon een hekel aan jankers? Geïrriteerd begint ze te scheuren. Niet voorzichtig en met beleid, nee, met grote halen. “Hier, ik zal je even helpen”, bijt ze me toe. Het resultaat gooit ze voor me neer: een paar vormeloze wit papieren driehoeken, die ik maar gehoorzaam boven elkaar plak. Van schrik weet ik er zelfs nog een oranje neus en een zwart hoedje uit te persen. Mijn sneeuwman is klaar. Ik veeg de tranen van mijn wangen.

Het jaar is 2008 en het is lente. Op de eerste verdieping van ons huis staan al een paar dagen twee Ikea kastjes klaar om aan de muur bevestigd te worden. Het in elkaar zetten was geen probleem, maar het aan de muur bevestigen daar zie ik tegen op. Welke schroeven en pluggen moet ik gebruiken, hoe diep moet ik boren? Straks vallen ze van de muur. Iedereen weet toch dat ik geen klusser ben, waarom word ik dan toch steeds gedwongen om de handige Harry uit te hangen?
Eigenlijk wil ik tegen “K” zeggen: “Ik weet niet hoe dat moet”, maar ik ben bang dat ze boos wordt en me een schop onder me kont geeft.
Maar ach ja, misschien heb ik die gewoon wel nodig.

Labels:

dinsdag, april 01, 2008

Buurman

Voordat ik het wist stond ik gisteren in het huis van de buurman. Daarmee was ik in een keer gepromoveerd van de kletsen-over-de-schutting fase tot een verstandhouding die al zo goed is dat je bij elkaar over de vloer komt. Trots liet P. me zijn open haard zien, die eigenlijk een gaskachel was en daarna mocht ik nog even in de keuken, want die was verbouwd en daardoor een stuk anders dan die van ons. Zijn vrouw die daar stond de bellen keek verschrikt op, zich nog niet bewust van het feit dat onze buren relatie blijkbaar het tweede honk al had bereikt.
Nu zijn wij (lees K.) nou niet echt het soort mensen dat de deur van de buren plat loopt, maar gedurende onze buur-chat kwam ik er achter dat praten met de buurman toch een hoop informatie oplevert. Zo kwam ik bijvoorbeeld te weten dat:

1. De huizen in onze buurt gebouwd zijn met een geel soort baksteen die niet meer gefabriceerd wordt, wegens het feit dat ze eigenlijk te veel water en daarmee ook vuil opslurpen. Sommige huizen in de buurt zien er dan ook uit als ongewassen kindergezichtjes waar nodig een washandje over heen gehaald moet worden. Dat wordt dus schrobben in de toekomst.
2. De sloot achter ons huis eenmaal per jaar schoongedregd wordt door de gemeente. Vroeger gebeurde dat niet, wat zorgde voor een fris-groen laagje eendekroos. Het water was toen niet bruin en troebel zoals nu, maar helemaal helder. Volgens de buurman kon je de snoeken langs zien zwemmen. Het enige nadeel was dat de sloot door kinderen kon worden aangezien voor een erg kort gemaaid grasveldje. Met alle gevolgen van dien.
3. Buurjongens aan de overkant de wal van de sloot vroeger creatief benutten door er wietplanten te kweken. Iets waar de rest van de buurt zich niet erg in kon vinden, blijkbaar bezorgd dat hun kinderen, na het rennen door het onkruid, iets te relaxed thuis zouden komen.
4. De huizen aan de overkant voor vijfentwintigduizend euro meer van de hand gaan, dan wat wij voor ons stulpje betaald hebben. (joepie!). Dat wij een betere deal hadden kwam volgens P. vooral doordat W. en G. (de vroegere bewoners) enige haast hadden, omdat ze al op korte termijn in hun nieuwe huis konden.

“Kom nog een keertje langs”, zei P. toen ik het hek van de tuin weer achter me dicht deed. “Binnenkort houden we een keer open huis en dan moeten jullie maar eens bij ons komen kijken”, reageerde ik als goede buur. Vriendelijk zijn, maar toch nog wat afstand bewaren, dacht ik. Per slot van rekening van rekening zitten we nog maar net in fase 2.

Labels:


 

 Subscribe in a reader