Blauwe druif
Ik word al vroeg wakker. Vandaag zou het een speciale dag moeten zijn. Het is koninginnedag, een van de hoogtepunten in het jaar in Axel, waar ik woon. De hele dag zal het feest zijn. Koninginnedag wordt namelijk groots gevierd in Zeeuws Vlaanderen. Na de ochtendaubade op het plein voor het stadhuis mogen we straks de praalwagen op en zullen we het hele dorp door worden gereden.Dit jaar gaan we met de hele kleuterklas verkleed als lentebloemen. Ikzelf moet als blauwe druif en dat is het grote probleem. Vorig jaar mocht de hele klas als zeerovers verkleed, dat was een fantastisch idee geweest van de juf. Dit jaar is het anders. Bloemen zijn niet stoer en de blauwe druif al helemaal niet. Op school heb ik al een hoed moeten maken. Met papier mache plakten we er grote blauwe bollen op zodat we er enigszins uit zouden zien als heb betreffende bolgewas. Die hoed was trouwens nog geeneens het grootste probleem. In de voorbereidingen had onze juf het idee gehad om ons allemaal in groene maillots te hijsen, zodat ons onderlijf er uit zou zien als een steel. Dat ging me te ver. Ik dacht dat we al genoeg vernederd waren. De hoed met blauwe bollen beviel me al niet, maar nu zouden we er nog een groene maillot bij aan moeten trekken ook! Iedereen weet dat maillots voor meisjes zijn. Het kostte me dus een halve week lobbyen voordat ik mijn moeder zover had gekregen dat ik niet die spinaziekleurige maillot van mijn zusje aan hoefde te trekken, maar dat ze op zoek ging naar een normale groene broek die mijn onderlijf de illusie zou geven dat het een steel van een blauwe druif zou zijn.
En nu sta ik naast mijn bed, klaar om aangekleed te worden als blauwe druif. Ik ben bang dat het een lange dag zal worden.
Koninginnedag anno 2005:
Ik sta met mijn winkelwagentje in Tuinland, tussen de blauwe druiven. Laat ik daar maar gauw voorbij rijden, denk ik. Straks wil K ze nog in de tuin hebben ook. K. staat ergens anders Japanse bomen te bewonderen. Als ik naar haar toe wil lopen, bots ik met mijn karretje tegen iemand anders aan. Dan maar naar achteren. Daar staat het ook vol met winkelende Zwollenaren. “Wat doen die mensen hier?”, denk ik. “Moeten die niet ergens koninginnedag gaan vieren of zo?” Nadat ik vanochtend als een waar monarchist (wat ik niet ben) de vlaggenmast in de, gisteren zelf gemonteerde, vlaggenmasthouder had gestoken, besloten we de hele dag aan de tuin te wijden. Daarvoor moesten we eerst naar de Formido, om kiezelstenen te bekijken en om een parasol te kopen. De Formido was zo slim geweest om kortingsstickers te verspreiden, zodat de rij voor de kassa ongeveer net zo lang was als de rij bij de Aldi op een zaterdagmorgen. Vervolgens bleek dat we voor niets onze stickers geplakt hadden, omdat we allemaal producten hadden gekozen die al in de aanbieding waren. Die korting ging dus aan onze neus voorbij.
Nu sta ik in Tuinland. Klinkt als een mooi sprookje: Tuinland. De realiteit is anders. Tuinland is een hel op koninginnedag. Je denkt dat iedereen in de binnenstad aan het bierdrinken is, maar iedereen is bij Tuinland. “Ik hoop dat het nog gaat goedkomen vandaag”, denk ik. Ik fantaseer over mijn zaterdageditie van de Volkskrant en een biertje in de tuin.
1. De rokende fietser
2. De kleurige broekendrager
3. Het verwende nest
Soms heb je zo’n dag dat je waarheid ziet in elke cliche. Vandaag was zo’n dag.
De tweede persoon die even kwam kijken was de overbuurvrouw. Weer geen man overigens, maar wel weer iemand die even wilde zien wat ik aan het doen was. Deze persoon was wat moeilijker te overtuigen van mijn stratemakers “skills”. Door middel van mijn eigen fouten aan te wijzen en daarbij uit te leggen hoe ik dat wel even op zou lossen, probeerde ik haar een rad voor de ogen te draaien. Het bleef een beetje onduidelijk of ik daarin geslaagd was. Ze bood flippo en mij later namelijk een ijsje aan. Of dat een aanmoedigingsijsje was of zo’n ijsje dat ik vroeger ook kreeg, nadat mijn amandelen geknipt waren (een ijsje uit medelijden), weet ik niet. Ik ging dus maar zonder veel overtuiging, verder met het oplossen van mijn betonpuzzel. De derde persoon die er even bij kwam staan was de buurman. Dit was helaas iemand die ik met de beste wil van de wereld niet zou kunnen overtuigen van het feit dat het allemaal wel goed zou komen met mijn betonrandje. Hij had namelijk nu al de mooiste voortuin van de hele buurt. Zijn betonbandjes lagen er perfect bij en hij had allerlei moeilijke snufjes in zijn voortuin verwerkt, zoals een paadje en een plantenbak van hardhout, waarin twee trotse bomen in geplant waren.
Ik nam dus meteen maar de rol van underdog aan, verontschuldigde me bijna voor het feit dat ik hier sowieso aan begonnen was en prees zijn kluskwaliteiten. Dat wierp meteen vruchten af. Na wat vriendelijkheden over en weer bood hij mij zijn slijptol aan. Daar zou ik de bandjes mooi mee op maat kunnen slijpen. Na mijn gebruikelijke: “Maar ik heb nog nooit…” en “Ik weet niet hoe..” uitingen van koudwatervrees, bood hij zelfs nog aan om het even voor te doen en ik mocht de slijptol gebruiken zo lang ik maar wou.
Vandaag moest het toch maar gebeuren: de voortuin. De vruchtbare kleigrond had er de afgelopen maanden voor gezorgd dat het leek alsof ik er sla in aan het verbouwen was. Een onkruidsoort met grote bladeren had het kleine stukje grond namelijk helemaal overwoekerd en het gewas had zulke lange wortels dat het wieden een helse klus bleek, de blaren stonden me na een half uurtje werken al op de handen.
Tijdens mijn buurtpraatje kwam ik erachter dat het ergens in het midden lag. Hij was namelijk agent, deelde hij mee en verontschuldigde zich meteen voor zijn beroep. "Ik kan er ook niets aan doen", zei hij, toen hij de vertwijfelende blik in mijn ogen zag. Die blik had trouwens niets te maken met een eventuele weerzin tegen politieagenten, ik probeerde alleen even in te schatten wat voor agent hij zou zijn: verzekeringsagent of politieagent.
Met dit in mijn achterhoofd zei ik dan ook tegen de buurman dat het eigenlijk ook wel een kunst is om tevreden te zijn met wat je hebt. "Misschien denk je later nog wel eens; ik had vroeger eigenlijk best wel een mooi baantje toen ik lekker op de motor over de Veluwe kon crossen" , zei ik, denkend aan al die mooie momenten die ik bij de Wagons Lits had gehad en die ik op dat moment waarschijnlijk ook niet helemaal op waarde schatte. "Misschien heb je wel gelijk", zei hij. "Maar wat doe jij eigenlijk? ". "O, ik ben assistent inkoper, maar ik ben hard bezig met opleidingen zodat ik later misschien....."
Door het stukje van
Die begon ergens aan het eind van het dorp, in het winkelcentrum. Dat was ook meteen het beste gedeelte, want daar zaten twee snackbars, waar je vaak een ijsje kreeg. Het hele eind daarna was kut met peren: een lange, kronkelige dijk, met om de honderd meter een stoep die naar beneden liep, waaraan ook nog eens talrijke huizen stonden. Een nederiger baantje als dit bestond dus niet. Stel je een regenachtige novemberavond voor om acht uur s'avonds. Ik en mijn zus in ons regenpak met een dikke stapel natte kranten over de linkerarm, die langzaam zwart wordt van de drukinkt, zoekend naar de volgende brievenbus. Daarbij ook nog eens op je hoede voor honden, want die zaten bij voorkeur onder aan de dijk, aan het eind van een stoep, zodat je zo geluidloos mogelijk de kranten door de gleuf moest werpen, om aan het eind, als een speer, met de hond op je hielen weer de dijk op te rennen. Met deze marteling verdienden mijn zus en ik precies 72 gulden per maand, wat we dan weer tussen ons tweeen moesten verdelen. Om onze werklast enigszins te verlichten werden we min of meer gedwongen om als koppelbazen op te treden. Jonger broertje en zusje werden dus geronseld om ons de eerste paar uur te helpen, omgekocht met het vooruitzicht dat zij de krant bij de snackbar mochten bezorgen, zodat zij het eventuele ijsje in ontvangst konden nemen. Zo hadden mijn broertje en zusje nog een beroerder baantje dan wij (of is het "als ons" Bureaumaatje?).
Geplaagd door schuldgevoel kocht ik ze daarom een Playmobiel huifkar met paarden. Ik kan de verrassing op hun gezichten nu nog voor me halen en als ik het nu, met mijn broertje en zusje, nog wel eens heb over die krantenwijk, kunnen ze zich die huifkar nog altijd herinneren. Het feit dat ze jarenlang werden uitgebuit door mijn zus B. en ik, komt daarbij nooit ter sprake.
Nakker was vandaag wat uit z'n doen. Liep de hele dag wat neerslachtig rond en kon blijkbaar niet helemaal zijn draai vinden. De visites aan ons bureau om wat te ouwehoeren, waren dan ook wat minder frequent als anders. Aan het eind van de dag kwam hij een beetje los en reageerde quasi verongelijkt om mijn stukje van gisteren. Hoe kon ik de draak steken met de paus en de hele bombarie er omheen! "Beetje respect graag voor mijn religie waar ik helemaal niets mee aan doe", leek hij te zeggen. Ik was me van geen kwaad bewust. Ik had alleen blijk gegeven van mijn verwondering hoe de katholieken het voor elkaar hadden gekregen om met hun mix van mysterie en spektakel mijn aandacht voor een uur vast te houden. Daarbij zijn het ook nog eens slimme jongens die met hun vreemde rituelen de spotlights weer eens op zich gericht zien. Goede P.R. zou iemand een beetje popi kunnen zeggen. (dat doe ik dan maar niet, want "popi" is zo ongeveer het laatste waar ik mee geassocieerd wil worden).
En? Een beetje tevreden met de nieuwe paus? Misschien kunnen de (ex) katholieken uit mijn lezerskring hier een zinnig antwoord op geven. Voor mij is het oude wijn in een nieuwe zak. Mij maakt het de pis niet lauw en kan het de broek niet bollen. Volgens mij is het gewoon dezelfde conservatieve paus, maar komt hij dit keer uit Duitsland.
Het zou me niets verbazen dat zo'n uitverkiezing van talloze vreemde rituelen aan elkaar hangt. De verschillende groepen kardinalen spelen vast een ingewikkeld spel in de Sixtijnse kapel, waarbij Opus Dei in het rood speelt, De Jezuieten in het groen en de Zuid Amerikaanse kardinalen in rasta kleuren. Een spel wat zich moeilijk laat doorgronden, iets Monty Python achtigs, waarbij je slingerend aan wierookverspreiders een bepaald parcours af moet leggen. Op het eind wint dan het team dat voor het eerst witte rook uit de schoorsteen krijgt. Als rivaliserende groep kan je dat dan saboteren door stukjes binnenband in andermans vuur te gooien, waardoor het weer zwart wordt. Daarom was de rook gisteren ook eerst zo twijfelachtig. Het varieerde eerst van donker tot lichtgrijs, totdat Opus Dei eindelijk zoveel andere kardinalen had gevloerd dat ze fatsoenlijke witte rook uit de schoorsteen konden toveren. Het sluitstuk van deze ceremonie is net voordat de balkondeuren opengaan, als de nieuwe paus zijn naam mag uitkiezen. Er zijn namelijk maar een paar goede Paus-namen: Pius, Johannes Paulus, Popie Jopie, veel meer is er niet.
Al deze namen zitten in een grote Lingo ballen bak, waarin de winnaar even met zijn handen doorheen mag gaan, om zo de juiste bal te pakken.Benedictus was (ondanks het feit dat zijn naam rijmt op "penis-dikte") zichtbaar blij met zijn keuze, want hij stapte met een winnaarsgebaar het balkon op, alsof zijn club net landskampioen was geworden. Het publiek op het St Pietersplein reageerde op gepaste wijze en scandeerde als een groep opgewonden tyfosi zijn naam: BEE-HEE-ne-DIC-TUS!! (op de wijze van: "MARCO VAN BASTEN!")
Nadat E.(de dubbel datende huisgenoot uit deel 1) uit huize Bordelaise vertrokken was, regelde LeBrat een nieuwe huisgenoot. H.J. was een klasgenoot/vriend van LeBrat en voelde er wel voor om bij ons in te trekken. Ik vond alles best, had daarbij nog niet veel in te brengen, dus trok H.J. bij ons in.
Dat niet alleen wij konden genieten van H.J.'s boerkunsten, maar dat ook de rest van de flat getuige was van zijn boerconcerten bleek wel toen we onze onderbuurvrouw een keer tegenkwamen in het trappenhuis. Deze onderbuurvrouw was al niet echt een van onze beste vrienden. Regelmatig kwam ze aan de deur klagen, als we weer eens een feestje hadden of als de muziek te hard aanstond. Om haar geklaag nog eens extra kracht bij te zetten sleepte ze daarbij haar dochtertje mee naar boven. Het arme kind hing dan al slapende aan haar arm, waarmee haar opmerking: "Erica kan niet slapen van jullie herrie" niet al te geloofwaardig overkwam.
Nu de lampjes hangen is onze "eethoek" compleet. Het woord "eethoek" zet ik maar even tussen aanhalingstekens, want er wordt daar nog niet gegeten. Eigenlijk gebeurt er helemaal niets in die eethoek. Onze vroegere eethoek diende vooral als zogenaamde "crapcatcher". Alles wat even geen vaste plaats had werd op de tafel gegooid en reclamefolders en andere post werd steevast op een van de lelijke Leen Bakker stoelen gelegd, tot het punt dat de stapel te hoog werd en al de folders op de grond vielen. Dan werd de stapel gesorteerd en kon het overtollige papier naar de schuur. Deze manier, laten we hem de "lazy yup" methode noemen, voldeed altijd prima, maar nu we deze nieuwe eethoek hebben aangeschaft is-ie helemaal uit den boze. Niets mag ons nieuwe meubilair aanraken, geen kranten, geen tijdschriften en al helemaal geen vingers. Onze nieuwe tafel en stoelen staan op dit moment alleen maar een beetje mooi te wezen. Gisterenavond probeerden we ons nieuwe meubilair voor de eerste keer uit. Een beetje onwennig nog, want om op de stoelen te gaan zitten, moet je zo'n stoel naar achteren schuiven en om dat te doen moet je je vingers gebruiken. Vingers op besmettelijk witte stof, genoeg reden voor een paniekaanval.
Afgelopen week kwam het onderwerp "klussen" weer eens aan de orde op mijn werk. Collega H, had een andere collega ingehuurd voor het bestraten van haar tuintje. Aangezien klussen nou niet bepaald mijn hobby is, was ik een en al oor. Iemand die voor een appel en een ei bij je thuis komt klussen, dat leek mij ook wel wat.
Het eerste wat ik vandaag dus maar deed was mijn vader opbellen. Die had vast wel een paar bruikbare tips. Mijn vader, die me in mijn jeugd tevergeefs de kunst van het klussen had proberen bij te brengen, legde me nog eens geduldig uit wat ik moest doen. Uit het plafond blijken drie draden te komen die je in een kroonsteentje moet wurmen, daarna pak je een stukje snoer en bla,bla,bla.... Na twee zinnen dommelde ik al bijna weer weg, net als vroeger. Toch nog maar even goed opletten, anders zit ik straks met de gebakken peren, dacht ik. Nadat ik mijn vader vriendelijk had bedankt voor zijn onderricht, ging ik maar even naar mijn vrienden van de Gamma. Kroonsteentjes kopen. Weer thuis gekomen begon de marteling. K. ging maar even boven zitten wat een goed idee was. K's goedbedoelde adviezen vallen bij mij nooit echt in goede aarde als ik gestressd ben. Daarbij gedraagd K. zich altijd een beetje paniekerig als we iets nieuws hebben gekocht. Zo vond ze dat ik eigenlijk niet op onze nieuwe tafel mocht staan, daarbij mocht ik de nieuwe hanglampjes niet op de grond leggen (want dan zouden er krassen op komen) en tegelijkertijd moesten we ook even op Tricky, onze kat, letten, want die kon haar nagels wel eens in onze nieuwe stoelen zetten. Dat is alsof je iets moet doen wat je eigenlijk niet kan en de moeilijkheidsgraad ervan wordt nog eventjes verdubbeld. Alsof je moet voetballen terwijl je een banaan eet of zo. Na vijf minuten begonnen we elkaar, met onze paniekaanvallen over het klusgebeuren en de nieuwe spullen die wel eens beschadigd konden raken, aardig op de zenuwen te werken. K. verdween dus maar even van het toneel zodat ik, drieletterwoorden uitkramend, weer lekker aan de gang kon met het ophangen van de lampen boven de eettafel. Aan het eind van de middag had ik de klus toch succesvol geklaard en had daarbij het record langklussen met twee uur verbeterd. Nog nooit had iemand er zo lang over gedaan om een lamp op te hangen. Daarbij had ik ook nog eens kans gezien om mezelf in mijn duim te snijden en de hele huiskamer te bedekken met kalk en gereedschap.
Toch kreeg Bureaumaatje gelijk, ik had inderdaad een voldaan gevoel op het eind. Het is eigenlijk net als een bevalling; als je het resultaat ziet ben je (volgens mijn vrouwelijke collega's tenminste) de pijn alweer vergeten. Totdat je weer zwanger bent en de weeen zich weer aandienen. De volgende bevalling dient zich al weer aan. De voortuin moet namelijk nodig gedaan worden.
Of ik het op mijn weblog ook eens over telemarketeers wilde hebben en over het schuim der aarde dat zich op de Diezerpromenade aan je vastklampt in de hoop dat je je aansluit bij evangeliegemeente De Deur of bij de ECI. M. was na mijn stukje van gisteren zeer verheugd zichzelf terug te vinden op mijn site en wees me tijdens een korte e-mailwisseling op dit moderne leed. En natuurlijk wil ik je dat plezier doen, M. Ik doe alles om jou en de rest van de bezoekers van mijn weblog tevreden te houden. Ik schrijf zelfs dat ik een hekel heb aan kleine wollige konijntjes als ik daarmee mijn gemiddelde aantal hits op 15 kan houden.
Maar goed, aardig doen tegen iemand met een nog grotere bril als mezelf, kon betekenen dat deze Lee Towers voor de rest van het jaar naast me op het plein stond tijdens de pauze. Een groot dilemma dus. Aardig doen en daarvoor gestraft worden of onaardig doen en daarmee een schuldgevoel over jezelf afroepen. Als ik die stumpers aan het begin van de Diezerpromenade zie staan heb ik het met ze te doen. Ze kunnen amper van hun studiebeurs rondkomen en zijn natuurlijk gedwongen om bij de moderne slavendrijvers (lees: uitzendbureaus) langs te gaan om daar een van deze klotebaantjes in hun maag gesplitst te krijgen. Als gevolg daarvan moeten ze drieduizend keer per dag willekeurige mensen aanspreken om vervolgens weer drieduizend keer terug afgesnauwd te worden.
Ben benieuwd wat zoiets met je zelfbeeld doet. Over 10 jaar zitten we met een hele generatie ex-telemarketeers die psychisch zo beschadigd zijn dat ze niet meer normaal kunnen funktioneren in deze maatschappij.
Ik mailde vandaag wat over en weer met M, een collega van me, die mijn weblog wel leuk vond en zich erg had kunnen vinden in mijn Flippo-post van een aantal dagen geleden.
Niet dat je achter de zin van het leven komt maar het ontneemt je in ieder geval de tijd en energie om er over na te denken." 1 - 0 voor de kinderlozen zou ik zo zeggen.
De vrijheid die je had, de sociale contacten en al die gratis broodjes die je kon eten! Deze baan was een geschenk uit de hemel. Toen ik een blauwe maandag bij het distrubutiecentrum van de Ahold werkte en de hele dag lege kratten op de lopende band zette en ze er weer af haalde prees ik al de gratis fitness die het werk met zich meebracht en wees daarbij nog even naar de omvang van mijn bovenarmen die toch zeker twee centimeter was toegenomen.
Soms baal je een beetje van je werk, vooral op vrijdagmiddag om 3 uur, wanneer er geen eind aan de dag lijkt te komen. Andere dagen ben je vervuld van dankbaarheid dat je deel uit mag maken van het fantastische bedrijf waar je werkt. Vandaag was zo'n dag. De 36 urige werkweek die mijn werkgever hanteert is zo ongeveer de beste uitvinding sinds gesneden brood. Terwijl K. zich op haar werk door een aantal saaie vergaderingen heenworstelt genieg ik van mijn vrije dag en bind de skeelers maar eens een keer onder. De bescheiden 15 graden, die Piet Paulusma en consorten voor vandaag voorspelden lijken een totale misvatting te zijn geweest. Met lange slagen zoef ik over de fietspaden van Stadshagen. Het lijkt wel zomer! Even doorbijten over wat slecht asfalt, maar als ik enkele minuten later langs de IJssel schaats en makkelijk een snelheid van 25 km per uur haal, beleef ik even een euforisch moment. De wind door mijn haren en het geluid van de grutto; er is niets mooier als een warme lentedag.
Zaterdag, op de verjaardag van mijn goede vriendin A, ging het gesprek opeens over polsbandjes. Deze trend is eigenlijk in het geheel aan mij voorbij gegaan. Ik had natuurlijk wel opgemerkt dat mijn baas R. al geruime tijd een geel polsbandje droeg en ik wist natuurlijk ook wel dat dit een initiatief van Lance Armstrong was. Maar nu ik erover nadenk weet ik eigenlijk helemaal niet wat de boodschap is die dit bandje moet overbrengen. Is het een steunbetuiging aan al die mensen die aan kanker lijden, of is het een "thumbs up" naar al diegenen die ondanks hun ziekte toch in zichzelf blijven geloven en gewoon vrolijk doorgaan waar ze mee bezig waren, zoals in het geval Lance; met zijn sport?
Mij doet het op een vreemde manier denken aan Ali G. "Booyakasha! Respek!". Ik heb zelf ook respect voor andere culturen. Ik woon zelfs samen met iemand uit een andere cultuur. Maar ik hou niet zo erg van het dragen van polsbandjes. Ik draag om die reden ook al sinds jaar en dag geen horloge. Toch vraag ik me opeens af of ik me nu schuldig moet voelen. Zouden andere mensen, nu ik geen kleurcode draag, denken dat ik tegen mensen ben die ondanks hun ziekte toch sporten. Of zou ik bij mijn gekleurde medelanders argwaan wekken met mijn naakte polsen?
Ik hoorde al geruchten van een rood polsbandje en A's vriendin van haar Fitnessclub vertelde dat ze van een van haar leerlingen (ze bleek te werken in het speciaal onderwijs) twee polsbandjes had gehad: een roze en een lichtblauwe met "sexy" er op (ik steun sexy mensen?). Erg verwarrend allemaal, tegenwoordig lijkt iedereen het support nodig te hebben van een polsbandje, zelfs
Wandel op een willekeurige dag door het winkelcentrum in Stadshagen en je komt altijd wel een bekende tegen. Sommige mensen vinden dat leuk, anderen niet. Bij mij hangt het wat af van mijn stemming van die dag. De ene keer kom je een oude bekende tegen, de andere keer een oud studiegenoot, maar in dit betreffende winkelcentrum is er in ieder geval geen ontkomen aan.
Vandaag kwam ik zo'n vage kennis tegen: Philip V. Hij zat op de Sociale Academie in hetzelfde jaar als LeBrat en als ik het me goed herinner heb ik toen nooit een woord met hem gewisseld. Ik hoorde niet bij zijn club en daarbij zat ik ook nog eens twee jaar lager als hem. Volgens mij had LeBrat nooit zo'n hoge pet van hem op. Buiten het feit dat hij de richting Maatschappelijk Werk deed en vaak rondliep in een roze pak (iets wat zelfs bij ons Sociala Academiers, rondlopend in zelfgebreide truien volstrekt ridicuul overkwam) straalde hij ook de indruk uit alsof hij het ontzettend met zichzelf getroffen had. Hij stond dus niet bepaald op ons lijstje van mensen die wij nu eens op ons feestje zouden uitnodigen.
Vijf minuten later kwam ik hem weer tegen bij het broodbeleg, maar ik gebruikte mijn truuk en keek erg geinteresseerd naar de roze koeken. Toen ik dacht dat de chit chat wel zou uitblijven sprak hij mij toch aan, toen ik net een pakje Burritomix uit het schap wilde pakken. "Jij bent toch Ary?" zei hij, waarop ik net deed alsof ik vijf seconden moest nadenken: "Ja en jij bent.......uh......Philip?". "Leuk je weer eens te zien." zei hij: "En wat doe jij nou?".
Nog maar eens een keer teruggrijpen op het verleden. Zeker op een dag als vandaag, waarop alles een beetje voortkabbelt ben ik blij dat ik terug kan grijpen op een bewogen verleden. Een verleden dat ik heb gedeeld met de meest uiteenlopende persoonlijkheden. Voordat K. bij me introk heb ik 9 verschillende huisgenoten gehad, over een periode van ongeveer 15 jaar. Mijn eerste huisgenoot was LeBrat, de huisgenoot der huisgenoten. Beetje vreemde naam misschien voor een uit de klei getrokken Fries, maar zijn ouders waren excentriek en hielden van Franse namen (okay, okay, ik weet het, niemand gelooft dit, het is natuurlijk gewoon een anagram, maar dat maakt het verhaal meteen een stuk minder interessant.) Toen ik op mijn 17e naar Zwolle verhuisde om daar de Sociale Academie te gaan volgen, kreeg ik van de woningbouwvereniging SWZ een plekje toegewezen op een flatje in Dieze West. Op dat flatje woonden al twee Sociale Academie studenten die hun studie al bijna hadden afgerond; ene E. en LeBrat. E. was iemand die met twee verschillende meisjes verkering had, zonder dat die het van elkaar wisten en speelde dus in een hele andere "league" dan ik (die amper een meisje durfde aan te kijken) en LeBrat was een oudere neef van een schoolvriendje van vroeger waar ik wel eens gegeten had op een verjaardagsfeestje. Op dat bewuste feestje werd toendertijd warme custardvla geserveerd, wat ik zo lekker vond dat ik vroeg of mijn moeder dat ook eens wilde maken. Die warme vla kreeg vanaf toen de achternaam van LeBrat's neefje en op die manier dus ook van LeBrat zelf. Nu heb ik de gewoonte om zoveel mogelijk de echte namen te vermijden van de personen waarover ik schrijf op mijn weblog, maar stel dat LeBrat in het echte leven Dujardin heet, dan aten wij vroeger thuis regelmatig warme Dujardin. LeBrat associeerde ik dus vanaf het eerste moment dat ik over de drempel van "huize Bordelaise" heenstapte met de zoete smaak van warme custardvla. Een betere basis voor een solide vriendschap kun je je niet wensen. Nu waren we niet meteen vrienden.
Eigenlijk vond ik LeBrat in het begin nogal bot en ongemanierd. Buiten het feit dat hij, volgens goed Fries gebruik, altijd suiker over zijn groenten heen gooide en hij dus niet dezelfde tafelmanieren had als waarmee ik opgevoed was, leek hij zich niet veel aan te trekken van zijn medemens. Nu was dat ook niet zo vreemd. Na het delirium van een jaar in dienst in Zuid Duitsland had hij ook nog eens twee jaar Sociale Academie achter de rug en was daardoor tamelijk assertief geworden. Als hem iets niet zinde (stel: ik zette de t.v. zonder vooraankondiging op een andere zender) dan brulde hij een luid "OOOOOOO JAAAAAAA!!!!!" door de kamer (als in: "O ja, dat moet er ook nog eens bijkomen) Met deze kreet joeg hij, naast mij, menig klasgenoot van mij de stuipen op het lijf. Verder deed LeBrat op dat moment vooral wat goed was in zijn eigen ogen en als 17 jarig, net uit het gereformeerde nest gevallen, jongetje was ik daardoor tamelijk geshockeerd. De Nieuwe Revu's (toen nog een notoir blootblad) lagen pontificaal over de seventies hoekbank heen verspreid en verder werd de t.v. niet zoals bij vader en moeder thuis, uitgezet als er borsten op t.v. waren. Huisgenoten die zich toevallig in andere kamers bevonden, werden juist gewaarschuwd, zodat ze als ze snel waren, het vrouwelijk naakt nog even konden meepikken.
Zo werd ik stukje bij beetje wat minder groen, vroeg na een tijdje niet meer om toestemming om het bestek te gebruiken en sprak LeBrat niet meer met "u" aan (wat eigenlijk ook maar een fabeltje is waar alleen LeBrat in gelooft). Naarmate we langer bij elkaar op de flat woonden groeiden we ook meer naar elkaar toe met als vriendschappelijk hoogtepunt de vakanties die we met elkaar gehouden hebben. Eerst met de Talbot Solara naar Portugal en later liftend naar Italie. De beste momenten waren de avonden dat we een fles wijn opentrokken en ons een gat in de nacht converseerden. Ik ben sindsdien zelden een betere en slimmere gesprekspartner tegengekomen dan LeBrat. Dus LeBrat, als je dit leest; schenk nog maar eens een Berenburgje in en proost op nog eens twintig jaar vriendschap.
Wat kan je zeggen over het karakter van de Duitser, over de Duitse landsaard? In na-oorlogs Nederland heeft men meestal niet zo'n positief beeld van de Duitser. Logisch natuurlijk, had ie natuurlijk maar niet moeten dromen van een Derde Rijk waarin wij maar als ondergeschikte provincie zouden fungeren en had ie maar niet met z'n kladden aan opa's fiets moeten zitten. Toch lijkt de gemiddelde Duitser in zo'n weekendje Moezeldal gemanierder en beleefder als de gemiddelde Nederlander. Op de dikke baliemedewerker van hotel Panorama na, die niet leek te beschikken over enige sociale vaardigheden, was verder iedereen een en al vriendelijkheid. Mensen groetten elkaar beleefd en waren niet te beroerd je de weg naar het eerstvolgende kasteel te wijzen. Verder leken zelfs mensen met onaantrekkelijke baantjes als serveerster of kassamedewerkster niet gehinderd door enig chagrijn. Ze bleven beleefd en aardig.
K. had dezelfde ervaring met deze buurvrouw en we begonnen ons al af te vragen of ze misschien doof was. Toch lijkt ze haar kinderen perfect te horen. Vreemd toch deze houding. Waar komt het vandaag? Is het onzekerheid, is het onverschilligheid? Ik weet het niet. K. als Amerikaanse, kwam ook fris en zonder vooroordelen onze samenleving binnen en moest erg wennen aan onze landsetiquette. Of misschien meer het gebrek aan etiquette. Niemand lijkt meer de moeite te nemen om even "sorry" te zeggen als je in de V&D tegen iemand aanbotst, mensen dringen ongeneerd voor bij de kassa en lijken vooral te gaan voor het eigen belang. Wij zijn als Nederlanders trots op ons gebrek aan schone schijn, we zeggen waar het op staat, zijn eerlijk en proberen vooral zo veel mogelijk onszelf te zijn. Zo ben ik zelf eigenlijk ook wel, moet ik eerlijk zeggen. Ik hecht eigenlijk ook wel erg aan eerlijkheid en echtheid, maar stel het ook wel erg op prijs als iemand mij glimlachend een Apfelstrudel aanreikt.
Terug van vacantie. Amper weer twee dagen hier draai ik weer volop mee in de dagelijkse sleur. Geen schnitzels meer, geen grote glazen bier, maar kopjes groene thee en stapels probleemfakturen. Heeft ook zijn charme (maar niet heus).

