Het taaie ongerief
Gereformeerd zijn betekende voor mijn ouders gelukkig niet dat ze ons verre hielden van alle cultuuruitingen die er zo op ons af kwamen. Sterker nog; er werd met veel plezier gemusiceerd door mijn vader en moeder en de interesse voor muziek en literatuur werd zelfs gestimuleerd. Zo hadden we thuis een uitgebreide bibliotheek met, naast het gebruikelijke religieuze werk, ook boeken van Ward Ruyslinck en Theo Thijssen. Zijn boek, “Kees de jongen” was voor mij een eerste succesvolle kennismaking met de Nederlandse literatuur.
Ik moest vandaag nog aan Theo Thijssen denken. Of in ieder geval aan zijn boek: “Het taaie ongerief”, dat ik na het lezen van Kees de Jongen uit de Openbare Bibliotheek had geleend.
Collega G. had namelijk een koltruitje gekocht bij de HEMA (30 % korting!).
Bij het zien van deze gebreide kol kreeg ik al de kriebels.Waar ik namelijk absoluut niet tegen kan, is het gekriebel van zo’n zweterige kol in mijn nek en alleen het zien al van zo’n gebreide kol geeft me al kippenvel.
Het geklooi met kleding, waar het boek: “Het Taaie Ongerief” zo’n beetje over gaat, is een onderwerp dat me op het lijf geschreven staat. Ook ik werd door mijn moeder in allerlei oncomfortabele kledij gehesen.
Nu had mijn moeder qua kleding geen slechte smaak. Ze was zelfs vrij modern en maakte de kleding voor haar kinderen bij voorkeur zelf. Maar af en toe maakte ze in een creatieve opwelling een kledingstuk dat me helemaal niet beviel. Zo had ze een broek voor me gemaakt van een stof die aanvoelde alsof er allemaal kleine naaldjes uitstaken. Of het nu wol was, of tweed, ik ben geen kenner, maar toen ik deze, overigens ongevoerde broek aantrok leek het alsof ik in met mijn blote benen in een brandnetelveld was gevallen. Nooit van mijn leven wilde ik deze broek meer aantrekken, maar de volgende ochtend was het al raak. De prikkelbroek lag netjes opgevouwen op de tweede trede van de trap; de plek waar ze mijn kleren altijd klaar legde. Helaas wilde ze van geen wijken weten en moest ik de broek aan. Op weg naar school probeerde ik het ondraaglijke geprikkel te vermijden door mijn kniegewrichten zo min mogelijk te buigen. Gebogen knieën betekende namelijk dat mijn huid de stof aanraakte en dat was iets wat ten allen tijde vermeden moest worden. Zo liep ik de hele dag op school rond met stijve, rechte benen, a la Pinocchio en zat met gestrekte benen achter mijn schooltafeltje.
De weken daarna kwam mijn moeder me iets tegemoet en mocht ik een pyjamabroek aan, onder deze broek “from hell”. Na enige tijd verdween de broek gelukkig weer in de vergetelheid. De volgende broek die ze daarna voor me maakte was gelukkig geen prikkelbroek. Deze broek had ze gemaakt van een restje stof waarmee onze bank in de huiskamer bekleed was. Daardoor verdween mijn onderlijf, als ik op deze bank zat, in het geheel en was ik niets meer dan een zwevend torso.
Ik moest vandaag nog aan Theo Thijssen denken. Of in ieder geval aan zijn boek: “Het taaie ongerief”, dat ik na het lezen van Kees de Jongen uit de Openbare Bibliotheek had geleend.
Collega G. had namelijk een koltruitje gekocht bij de HEMA (30 % korting!).
Bij het zien van deze gebreide kol kreeg ik al de kriebels.Waar ik namelijk absoluut niet tegen kan, is het gekriebel van zo’n zweterige kol in mijn nek en alleen het zien al van zo’n gebreide kol geeft me al kippenvel.
Het geklooi met kleding, waar het boek: “Het Taaie Ongerief” zo’n beetje over gaat, is een onderwerp dat me op het lijf geschreven staat. Ook ik werd door mijn moeder in allerlei oncomfortabele kledij gehesen.
Nu had mijn moeder qua kleding geen slechte smaak. Ze was zelfs vrij modern en maakte de kleding voor haar kinderen bij voorkeur zelf. Maar af en toe maakte ze in een creatieve opwelling een kledingstuk dat me helemaal niet beviel. Zo had ze een broek voor me gemaakt van een stof die aanvoelde alsof er allemaal kleine naaldjes uitstaken. Of het nu wol was, of tweed, ik ben geen kenner, maar toen ik deze, overigens ongevoerde broek aantrok leek het alsof ik in met mijn blote benen in een brandnetelveld was gevallen. Nooit van mijn leven wilde ik deze broek meer aantrekken, maar de volgende ochtend was het al raak. De prikkelbroek lag netjes opgevouwen op de tweede trede van de trap; de plek waar ze mijn kleren altijd klaar legde. Helaas wilde ze van geen wijken weten en moest ik de broek aan. Op weg naar school probeerde ik het ondraaglijke geprikkel te vermijden door mijn kniegewrichten zo min mogelijk te buigen. Gebogen knieën betekende namelijk dat mijn huid de stof aanraakte en dat was iets wat ten allen tijde vermeden moest worden. Zo liep ik de hele dag op school rond met stijve, rechte benen, a la Pinocchio en zat met gestrekte benen achter mijn schooltafeltje.
De weken daarna kwam mijn moeder me iets tegemoet en mocht ik een pyjamabroek aan, onder deze broek “from hell”. Na enige tijd verdween de broek gelukkig weer in de vergetelheid. De volgende broek die ze daarna voor me maakte was gelukkig geen prikkelbroek. Deze broek had ze gemaakt van een restje stof waarmee onze bank in de huiskamer bekleed was. Daardoor verdween mijn onderlijf, als ik op deze bank zat, in het geheel en was ik niets meer dan een zwevend torso.
3 Comments:
Dat was dus wel een lekker bank! Gelukkig dat díe dus niet van zo'n prikstofje was gemaakt. Heeft mijn overcreatieve moeder wèl eens gedaan. Oef.
By Anoniem, at 14 december, 2005
Wollen broeken, coltruien en stretchbroekjes onder je rok. Jeuk krijg ik er van als ik er nog aan denk!
By Petra, at 16 december, 2005
volgens mijn moeder knipte ik als peutertje als de col van mijn trui.
daarna heeft ze de col-hoop opgegeven...
By Zeppo, at 16 december, 2005
Een reactie posten
<< Home