Oude doos (de huisgenoten) deel 3.
Nadat Lebrat een van zijn schoolvrienden ,H.J. (zie O.D. dehuisgenoten deel 2) in huis had gehaald, was het de beurt aan mij. De boer-koning hield het na een betrekkelijk korte periode gezien op “huize Bordelaise”en stapte in het huwelijksbootje. Daardoor kwam er een plek vrij, die ik graag opgevuld zag met mijn boezemvriend M. Dat bleek makkelijk te regelen en in een poep en een zucht was M. opeens mijn huisgenoot geworden. Lekker makkelijk ook, want M. en ik deden werkelijk alles samen. Naast het feit dat we allebei de richting Inrichtingswerk deden en daardoor dezelfde les-uren hadden hingen we daarbuiten ook rond met dezelfde crowd.
Bij elkaar intrekken maakte ons een nog vastere combi. Verstandig natuurlijk, want als de juiste vrouwen niet naar je omkijken, kun je in ieder geval maar het beste een goede vriend hebben.
M. kwam uit Zeeland, was gek van voetbal (hij is de enige persoon die ik ken die zich wedstrijden van 10 jaar geleden tot in de details kon herinneren) en zag er een beetje uit als Arnold Scholten, de blonde Socrates van Ajax. Type slungel met een naar verhouding iets te lange rug.
Vanaf het moment dat M. zijn intrek deed in huize Bordelaise trokken we full-time met elkaar op. Waar je mij zag, zag je M en andersom. Om de boel nog een beetje aan te dikken deden we een, nu (en toen ook) erg politiek incorrecte flikker-act, waarbij M. Eugene was en ik Antoine. Zoals sommige studenten constant de “Lullo’s” nadoen, deden wij “Eus en Toine”. Eus en Toine reden met elkaar naar school, verzamelden grammofoonplaten (Eus alles van Hall en Oates en ik alles van George Duke), maakten samen een strip die ze op school verkochten ("Kees en Zeb worden populair") en gingen donderdagsavonds naar soos om daarna de stad in te gaan om te dansen.
Dat ging lang goed, totdat M. en ik allebei ons oog lieten vallen op J. Eigenlijk had M. haar “ontdekt”, toen hij nog haar buurman was op z’n oude flat, maar ze was inmiddels toegetreden tot de vaste crowd die avonden achterelkaar rondhing op huize Bordelaise.
J. was een degelijk, ietwat verwend meisje met het figuur van een plank, maar met een bijzonder aantrekkelijk gezicht met diep-bruine ogen.
Vanaf dat moment waren Eus en Toine verdwenen en waren we elkaars concurrenten geworden in iets wat vervelend veel op een wedstrijd begon te lijken. Het ene moment leek M. voor te liggen en het andere moment leek J. meer interesse in mij te hebben.
Uiteindelijk won M. glorieus, nog geeneens op punten. Op een avond toen huize Bordelaise volgepakt was met vrienden riep M. me vanaf zijn kamer. Of ik even wilde komen. Op het bed zaten M. en J. naast elkaar. Ze hielden elkaars hand vast. “We moeten je wat vertellen”zei J. met een gezicht waar het prille geluk vanaf sprong.
Vernederd taaide ik af. Niet zozeer omdat J. in mij niet de Casanova zag die M. blijkbaar wel voor haar was (in die tijd was ik nogal licht ontvlambaar en viel voor elk aantrekkelijk vrouwspersoon dat maar enigszins interesse in mij toonde) maar omdat ik verloren had van M. In mijn jeugdige overmoed had ik mijn eigen kansen veel hoger ingeschat als die van M.
In de maanden daarna verwaterde de vriendschap. M. zat de hele tijd bij J. en leek opeens dezelfde degelijke normen en waarden te omarmen. Stappen zat er dus niet meer bij, want dat hoorde niet bij J’s stijl van leven. Kwaad was ik erom en ik voelde me afgewezen. “Zak maar in de stront” dacht ik op dat moment en ging daarna mijn eigen weg, net als M.
Twintig jaar later kan ik Eus wat beter begrijpen. Zelf in een relatie moet ik tot mijn spijt vaststellen dat ik ook niet altijd even veel tijd meer heb, of vrijmaak, voor mijn vrienden. Wijsheid komt dus met de jaren. Eus volgde gewoon zijn hart, iets wat ik later ook zou doen.
Bij elkaar intrekken maakte ons een nog vastere combi. Verstandig natuurlijk, want als de juiste vrouwen niet naar je omkijken, kun je in ieder geval maar het beste een goede vriend hebben.
M. kwam uit Zeeland, was gek van voetbal (hij is de enige persoon die ik ken die zich wedstrijden van 10 jaar geleden tot in de details kon herinneren) en zag er een beetje uit als Arnold Scholten, de blonde Socrates van Ajax. Type slungel met een naar verhouding iets te lange rug.
Vanaf het moment dat M. zijn intrek deed in huize Bordelaise trokken we full-time met elkaar op. Waar je mij zag, zag je M en andersom. Om de boel nog een beetje aan te dikken deden we een, nu (en toen ook) erg politiek incorrecte flikker-act, waarbij M. Eugene was en ik Antoine. Zoals sommige studenten constant de “Lullo’s” nadoen, deden wij “Eus en Toine”. Eus en Toine reden met elkaar naar school, verzamelden grammofoonplaten (Eus alles van Hall en Oates en ik alles van George Duke), maakten samen een strip die ze op school verkochten ("Kees en Zeb worden populair") en gingen donderdagsavonds naar soos om daarna de stad in te gaan om te dansen.
Dat ging lang goed, totdat M. en ik allebei ons oog lieten vallen op J. Eigenlijk had M. haar “ontdekt”, toen hij nog haar buurman was op z’n oude flat, maar ze was inmiddels toegetreden tot de vaste crowd die avonden achterelkaar rondhing op huize Bordelaise.
J. was een degelijk, ietwat verwend meisje met het figuur van een plank, maar met een bijzonder aantrekkelijk gezicht met diep-bruine ogen.
Vanaf dat moment waren Eus en Toine verdwenen en waren we elkaars concurrenten geworden in iets wat vervelend veel op een wedstrijd begon te lijken. Het ene moment leek M. voor te liggen en het andere moment leek J. meer interesse in mij te hebben.
Uiteindelijk won M. glorieus, nog geeneens op punten. Op een avond toen huize Bordelaise volgepakt was met vrienden riep M. me vanaf zijn kamer. Of ik even wilde komen. Op het bed zaten M. en J. naast elkaar. Ze hielden elkaars hand vast. “We moeten je wat vertellen”zei J. met een gezicht waar het prille geluk vanaf sprong.
Vernederd taaide ik af. Niet zozeer omdat J. in mij niet de Casanova zag die M. blijkbaar wel voor haar was (in die tijd was ik nogal licht ontvlambaar en viel voor elk aantrekkelijk vrouwspersoon dat maar enigszins interesse in mij toonde) maar omdat ik verloren had van M. In mijn jeugdige overmoed had ik mijn eigen kansen veel hoger ingeschat als die van M.
In de maanden daarna verwaterde de vriendschap. M. zat de hele tijd bij J. en leek opeens dezelfde degelijke normen en waarden te omarmen. Stappen zat er dus niet meer bij, want dat hoorde niet bij J’s stijl van leven. Kwaad was ik erom en ik voelde me afgewezen. “Zak maar in de stront” dacht ik op dat moment en ging daarna mijn eigen weg, net als M.
Twintig jaar later kan ik Eus wat beter begrijpen. Zelf in een relatie moet ik tot mijn spijt vaststellen dat ik ook niet altijd even veel tijd meer heb, of vrijmaak, voor mijn vrienden. Wijsheid komt dus met de jaren. Eus volgde gewoon zijn hart, iets wat ik later ook zou doen.
2 Comments:
Maarrr..zo sprak zij streng...in het hart hoort OOK de goede vriend. Hoogstens trekt-ie zijn knietjes een beetje in...
By Anoniem, at 12 juli, 2005
Haha, leuke beeldspraak. Ik zie het echt voor me, die opgetrokken knietjes.
By ary, at 12 juli, 2005
Een reactie posten
<< Home